‘Na mijn promotie in 2005 ben ik universitair docent klinische psychologie geworden aan de Open Universiteit. De faculteit Psychologie had toen drie afstudeerrichtingen en volgens de decaan ontbrak nog een vierde afstudeerrichting: Levenslooppsychologie.
Na een pittige sollicitatieprocedure ben ik aangesteld als hoofddocent Levenslooppsychologie. In die functie werd ik vanaf 2011 verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de master en de onderzoeklijnen. De toenmalige decaan had aandacht voor de capaciteiten van mensen en was bereid daarin te investeren.
Van hem heb ik geleerd dat je als leidinggevende je mensen vooral moet faciliteren en het vertrouwen moet geven om te doen wat ze nodig vinden. Zijn houding was: het komt goed en als je me nodig hebt, weet je me te vinden.
Die vrijheid en dat volle vertrouwen gaven me vleugels. Daarnaast had ik het geluk dat ik iets geheel nieuws mocht opbouwen, met een team dat ik zelf mocht samenstellen. Dat vijfkoppige team van universitair docenten/onderzoekers is in de afgelopen jaren (inhoudelijk) enorm gegroeid. Iedereen levert excellent werk en is bereid om elkaar te helpen. Het team vormt mede de sleutel tot succes.’
‘Op een gegeven moment wist ik: we hebben dit resultaat neergezet en dat verdient een leerstoel. Maar dat ik dat vind, is niet voldoende. Je moet expliciet benoemen dat die leerstoel er moet komen, dat kenbaar maken en warm houden. Ik heb dat geleidelijk aan geleerd. Eerst was ik bang om de (nieuwe) decaan lastig te vallen. Ik wilde niet te opdringerig zijn en steeds vragen hoe het stond met de procedure. Maar toen ik het onderwerp na een tijdje weer eens ter sprake bracht, bleek zij gewoon ondergesneeuwd met van alles. Als ik er niet over was begonnen, zou zij het gewoon vergeten zijn. Vanaf dat moment stond ik regelmatig aan haar deur. Ik heb ervan geleerd dat je je niet moet schamen voor je vraag.’
‘Ik durf nu pas, een paar maanden na mijn benoeming, hardop te zeggen dat ik hoogleraar ben en mijn e-mails met mijn titel te ondertekenen. Dat dank ik mede aan een vrouwelijke collega, een echt rolmodel. Zij zegt: ‘Je hebt hard gewerkt voor die titel, gebruik hem dan ook.’ Ik merk dat het heel belangrijk is om aandacht aan dat soort aspecten te besteden. Als dat niet gebeurt, kan het een belemmering worden die je voor jezelf opwerpt. Ik ben me daar nu van bewust en vind het belangrijk dat ik, in deze positie, die rol ook kan vervullen voor de leden van mijn team. Rolmodellen zijn onmisbaar.’
‘Ook het landelijk netwerk van vrouwelijke hoogleraren en universitair hoofddocenten speelt daar een belangrijke rol in.
We komen een paar keer per jaar bij elkaar en die bijeenkomsten leveren veel op aan herkenning, adviezen en steuntjes in de rug. Dat is in veel gevallen hard nodig.’
‘Vrouwen krijgen in het algemeen, onder meer bij sollicitaties, te maken met het vooroordeel dat ze waarschijnlijk kinderen zullen krijgen en daardoor minder beschikbaar zullen zijn dan mannen. Veel mensen denken ook: je hebt nu een kind, dus het zal wel gedaan zijn met je carrière, maar dat is helemaal niet nodig. Of je wel of geen kinderen hebt, als je je werk leuk vindt en je wilt het graag doen, dan kan het ook. Al vergt het wel wat, ook van je partner. Een van mijn collega’s heeft drie kinderen en dat gaat heel goed.’
‘Ik heb een universitair docent aangenomen toen ze zichtbaar zwanger was. Ik schep als leidinggevende de voorwaarden dat ze op zwangerschapsverlof kan en ook weer op een prettige manier terug kan komen. Zij werkt drie à vier dagen per week en is een excellente en aangename collega. Op de dagen dat ze niet werkt, checkt ze wel regelmatig haar e-mail. Die betrokkenheid heeft ze. Door op die manier rekening te houden met elkaar, krijgen vrouwen meer mogelijkheden.
Zelf heb ik gemerkt dat sommige mannelijke collega’s je als (jongere) vrouw niet altijd op waarde schatten. Sinds de hoogleraarstitel merk ik dat ze anders naar me kijken. Ik word serieuzer genomen.’
‘Natuurlijk vind ik het een goede zaak dat de sector de doorstroomkansen voor vrouwen wil verbeteren. Doen we dat niet, dan missen we talenten die toegevoegde waarde leveren. Met een evenwichtigere verdeling van mannen en vrouwen, maar ook over verschillende leeftijdsgroepen, voegen we andere manieren van kijken toe en andere manieren van leiding geven. Dat heeft niet alleen sociale en communicatieve voordelen, maar het levert ook een verrijking op in de zin van de prestatiegerichtheid. Op output scoren vrouwen gelijk en ze doen het qua publicaties en promoties niet beter of slechter dan mannen. Ze voegen wel iets toe: de vrouwelijke touch.’
‘De Open Universiteit is al op de goede weg met een relatief hoog aandeel vrouwelijke hoogleraren (25 à 30 procent). In de selectie- en subsidiecommissies zijn vrouwen evenredig vertegenwoordigd. Onze huidige decaan is een vrouw en ook het tweekoppige college van bestuur geeft het goede voorbeeld: de rector magnificus is een vrouw. Zij besteedt expliciet aandacht aan coaching en doorstroming. Niet alleen voor vrouwen, maar voor de hele groep. En om de onderlinge omgang en communicatie te bevorderen, hebben we regelmatig informele etentjes met 30 tot 50 collega’s.’
‘Behalve kenbaar maken wat je wilt, blijven trekken en wakker houden, moet je zorgen dat je cv in orde is.
Dat moet voldoen aan het profiel van hoogleraar. Ik had in 2011 nog niet dit doel voor ogen, maar gaandeweg werd ik me ervan bewust wat ik wilde. Dan moet je vaststellen wat je nodig hebt om je doel te bereiken. Zorg dan eerst dat je alle papieren rond hebt, dat je objectief kunt aantonen dat je aan de voorwaarden voldoet. Verder moet je het jezelf gunnen. Je moet jezelf in de spiegel kunnen aankijken en hardop zeggen wat je wilt. Die tip kreeg ik van een vrouwelijk rolmodel.’
‘Overal zijn mensen die je het succes niet gunnen, op grond van concurrentie of uit pure jaloezie. Dat is op zich normaal, maar leden van een sollicitatiecommissie moeten zich daar wel overheen kunnen zetten om met een rechtvaardige blik naar je cv te kijken. Ook de gunfactor speelt mee, maar daar heb je als sollicitant geen invloed op. Wat mij helpt is om te weten dat je van bepaalde mensen niet meer of beter moet verwachten, hoe jammer dat soms ook is. Verder heb ik geleerd dat ik beter wat vaker de kat uit de boom kan kijken. Als je over alles heel open bent, kan dat soms tegen je worden gebruikt.’
‘Als je een kans ziet, grijp hem. Onderlinge loyaliteit is heel fijn, zeker richting mensen die je dat duwtje in de rug hebben gegeven, maar het kan ook een belemmering worden om aan een nieuwe uitdaging te beginnen, bijvoorbeeld een nieuw project, een nieuwe functie of een plek aan een andere universiteit. Sta open voor de mogelijkheden en maak de sprong!’
Nele Jacobs (1974, Gent) werd in april 2016 tot eerste hoogleraar Levenslooppsyschologie benoemd aan de Open Universiteit, waar zij sinds 2005 in dienst is als universitair docent en sinds 2011 als universitair hoofddocent. Daarvoor promoveerde ze in 2005 aan de Universiteit Maastricht op haar onderzoek naar Gene-environment interaction in depressive disorders: a population-based twin study.
Er zijn nog geen reacties