De resultaten van een recente meta-analyse tonen aan dat vrouwen even gemotiveerd en ambitieus zijn als mannen. Ook blijken vrouwen niet te verschillen van mannen wat betreft mathematische prestaties, verbale vaardigheden en effectief leiderschap.1,2
Mannen en vrouwen zijn veel meer gelijk dan verschillend, zo blijkt keer op keer uit meta-analyses. Dat geldt voor alle eigenschappen die je nodig hebt voor academisch succes, zoals intelligentie, leiderschap, assertiviteit, competitiviteit en rationeel denken.3
Uit een recente meta-analyse blijkt dat vrouwen niet verschillen van mannen als het gaat om verbale vaardigheden en effectief leiderschap.4,5
Vrouwen zijn, meer dan mannen, belast met aan de ene kant commissiewerk en onderwijstaken en aan de andere kant zorgtaken. Maar wanneer hiervoor wordt gecorrigeerd, blijken vrouwen even succesvol te zijn als mannen.6,7
Vrouwelijke universitair docenten, universitair hoofddocenten en hoogleraren aan de Nederlandse universiteiten werken juist vaak fulltime. In al deze functiecategorieën heeft tussen de 60 en 70 procent van de vrouwen een volledige baan (volgens de definitie van het CBS: meer dan 34 uur per week). Het percentage vrouwen dat in deeltijd werkt, wordt kleiner naarmate hun positie op de academische ladder hoger wordt. Ook de verschillen in functieomvang en buitenlandervaring blijken beperkt te zijn.
Volgens een onderzoek uit 2008 aan de Universiteit van Tilburg8 zijn vrouwelijke wetenschappers zonder uitzondering gepassioneerd en ambitieus. Ook geven zij allen aan dat ze meer uren werken dan in hun contract is overeengekomen. Uit personeelsgegevens blijkt bovendien dat vrouwelijke wetenschappers gemiddeld slechts 1,3 uur minder werken dan hun mannelijke collega’s. Voor vaders en moeders is dit 2,5 en 3 uur minder. Ook interessant: vaders en moeders publiceren meer dan wetenschappers zonder kinderen.9
Het heersende beeld dat mannen en vrouwen verschillen in wetenschappelijke prestaties gaat niet meer op. Vrouwelijke wetenschappers beginnen het beter te doen dan de mannelijke wetenschappers10,11. Dat blijkt uit een studie naar verschillen in onderzoekprestaties van mannen en vrouwen. Daarvoor zijn 1.100 aanvragen geanalyseerd uit drie financieringsprogramma’s (Veni, Vici en Open Competitie) in de sociale wetenschappen in de periode 2003-2005. De onderzoekprestaties zijn gemeten aan de hand van het aantal publicaties (productiviteit) en het aantal citaties (impact). Uit de analyses blijkt dat in de gevestigde generatie (de Vici- en Open Competitie-aanvragers) de mannelijke wetenschappers gemiddeld significant meer publiceren en geciteerd worden dan vrouwelijke wetenschappers. Onder de jonge generatie wetenschappers (Veni-aanvragers) zijn deze verschillen nagenoeg verdwenen.
De status van de stereotype beelden en vooroordelen varieert dus: van omstreden en achterhaald tot nergens op gebaseerd. Desondanks werken ze, meestal impliciet en onbewust, door in verschillende organisatieprocessen en –praktijken. Dat leidt er onder meer toe dat mannen worden bevoordeeld in selectieprocessen en toekenningsprocedures.12,13